Gezien op Monte Horizonte in de Alentejo regio van Portugal. Koekoek geluid
De Koekoek (Cuculus canorus) is een vogelsoort, het bekendste lid van de familie Cuculidae. Het is een vogelfamilie die verspreid is over de hele wereld en vooral bekend vanwege het feit dat het een broedparasiet is. Het vrouwtje legt haar eieren in nesten van andere vogelsoorten en laat de jongen door die andere soort verzorgen.
Meer foto´s onderaan de pagina.
De Koekoek dankt zijn naam aan de zeer opvallende roep van het mannetje dat ongeveer klinkt als een hol aanhoudend “goe-koeh“ geluid, waarbij het begin op iets hogere toon is dan het eind. Ook in veel andere talen werd de roep in de naam geïntegreerd: Duits (kuckuh), Frans (Coucou), Russisch (Кукушка [Koekoesjka]), Engels (Cuckoo), Pools (Kukułka) en Latijn (Cuculus canorus).
De Koekoek is een slanke vogel met spitse vleugels en een lange afgeronde staart. Met een lengte tussen 32 en 36 centimeter is de Koekoek ongeveer zo groot als een houtduif. De Koekoek is een zogenaamde zygodactylische vogel. Door de spitse vleugels lijkt de Koekoek in de vlucht nogal op een sperwer. Het vliegt met gelijkmatige vleugelslagen waarbij de vleugels nauwelijks boven het lichaam worden geheven. De naar beneden gebogen snavel wordt hierbij naar voren gestrekt. De Koekoek zit vaak op leidingen en masten waarbij de vleugels iets neerhangen en de staart iets wordt geheven. Daardoor lijkt de vogel nogal gedrongen en kortpotig.
Jonge dieren hebben gele poten en is de snavel met uitzondering van de basis hoorngrijs. De buik heeft dunne dwarsstrepen, ongeveer als een sperwer. De jonge Koekoek is leigrijs met hier en daar een roestbruine vlek. Het gehele verenkleed heeft dunne donkere dwarsstrepen. De kleine en grote dekveren hebben een dunne witte eindzoom. De iris is donkerbruin en de snavelbasis helder. Een jonge vogel kan worden herkend aan een witte vlek in de nek.
Volwassen mannetjes zijn op de rug, de buik en de kop gelijkmatig blauwgrijs zonder tekening. Aan de onderkant is de blauwgrijze borst scherp van de dungestreepte buik afgescheiden. De lange staart heeft een getrapte tekening, de staartveren hebben een dunne witte eindzoom. De iris en de snavelbasis zijn helgeel.
Volwassen vrouwtjes komen in twee vormen voor. De grijze vorm lijkt sterk op het mannetje, maar heeft een meer roestbruine tot gelige kleur en dunne donkere dwarsstrepen op de borst. De bruine vorm is zeldzamer en is op rug en borst roestbruin. De veren hebben verder donkere dwarsstrepen. De staart lijkt op die van de jonge torenvalk en heeft een dunne witte eindzoom. De iris en snavelbasis zijn lichtbruin.
Er zijn op de wereld 142 verschillende soorten Koekoeken die in zowel gematigde als tropische gebieden voorkomen.
De Koekoek roept zijn eigen naam, wat ongeveer klinkt als een hol aanhoudend “goe-koeh“, waarbij het begin met iets meer nadruk en op iets hogere toon is. De roep wordt enkel door het mannetje geuit en is een echte territoriumroep, die van april tot in juli wordt geroepen vanaf een hoge zitplaats.
In de vlucht zingt de Koekoek lager en ook de interval is dan kleiner omdat het door de vlieginspanning te vermoeiend is de hoge noot te treffen. Zodra de vogel gaat zitten, zingt hij eerst een tijdje vals en corrigeert dan geleidelijk de toonhoogte van de hogere noot. De toonhoogte tussen de twee noten varieert tussen minder dan een kleine terts tot bijna een kwart.
Wanneer een mannetje een vrouwtje achtervolgt, laat hij een “hach hachhach” horen. Het vrouwtje laat heel zelden een trillerig geluid horen, dat klinkt als “srii srii”. Jonge vogels bedelen zelfs nog tijdens de trek met een doordringend “psrieh”.
De Koekoek komt voor in de gematigde boreale zone van Eurazië, van West-Europa en Noord-Afrika tot Kamsjatka en Japan. De soort Cuculus canorus komt overal in Europa voor met uitzondering van IJsland (zie kaartje boven). Het heeft een voorkeur voor overzichtelijke, gevarieerde en open landschappen met zitplaatsen. Door het verdwijnen van dergelijke landschappen neemt het aantal Koekoeken steeds meer af. Het bewoont biotopen boven de boomgrens maar ook het duinengebied langs de zee en alle biotopen daartussen: halfwoestijn, open en gesloten loof- en naaldbossen, struikgewas en ook hoogveen.
Ook in steden met veel parken is de Koekoek te vinden, echter niet in dichtbebouwde centra. Hierbij is van groot belang dat de waardvogel, in wiens nest de Koekoek haar ei legt, er voorkomt.Komt de waardvogel in een gebied niet voor dan zal de Koekoek er alleen maar verschijnen op doortrek of om er voedsel te zoeken.
In Nederland (en heel West-Europa) is de Koekoek een uitgesproken zomervogel. Het winterkwartier bevindt zich in Afrika ten zuiden van de evenaar. Daar geeft het de voorkeur aan de nabijheid van water en savannegebieden met acaciabegroeiing.
Begin augustus verlaten zowel de oude als de jonge dieren West-Europa en keren meestal in de tweede helft van april terug. In Scandinavië keren de dieren pas begin mei terug.
De Koekoek is daardoor een trekvogel die grote afstanden aflegt. Zoals zoveel langeafstands-trekvogels vliegt de Koekoek voornamelijk ’s nachts waarbij op de terugweg per etmaal zo’n 50 kilometer wordt afgelegd. De route voert midden over de Middellandse Zee.
Het aantal broedparen in Europa wordt geschat op 4,2 tot 8,6 miljoen. Er zijn weinig gegevens bekend over langere perioden. De bestandsschommelingen zijn echter sterk afhankelijk van die van de waardvogels. Lokale aantallen kunnen van jaar tot jaar met 100 procent verschillen.
In nagenoeg alle landen van West- en Centraal-Europa wordt melding gemaakt van teruglopende aantallen. In Engeland is het aantal gedurende de laatste 30 jaar met 60 procent teruggelopen. In Oost-Europa schijnt het aantal nog stabiel te zijn.
De klimaatverandering zou wel eens een negatief effect kunnen hebben op het aantal Koekoeken. Vogels als het roodborstje broeden merkbaar vroeger omdat ze hun trekgedrag aanpassen aan de omgevingstemperatuur. De Koekoek oriënteert zich echter op de lengte van dag en nacht. Bij aankomst in het broedgebied vindt zij steeds minder geschikte nesten, dat wil zeggen die aan het begin van de broedperiode staan. Dit is van belang omdat de jonge Koekoek bij voorkeur als eerste uit het ei moet kruipen om dan de andere vogels uit het nest te kunnen werken.
Volgens SOVON daalde het aantal Nederlandse broedparen in de periode 1990-2007: dit bedraagt in 2007 ongeveer 6 tot 8 duizend. De Koekoek staat nog als niet bedreigd op de internationale IUCN rode lijst, maar is in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst gezet. Ook in Vlaanderen gaat het niet goed met hem: op de Vlaamse rode lijst staat hij als achteruitgaand (gevoelig).
Voornaamste oorzaak voor de teruggang van de Koekoek is de uitdunning van het bestand van zijn waardvogels. Dit is het gevolg van verstoring en vernietiging van het leefgebied door landbouw. Verder heeft het ook sterke afnemen van aantallen vlinders en kevers ten gevolge van gebruik van gifstoffen een nadelig effect op het aantal Koekoeken.
De Koekoek is nagenoeg uitsluitend een insecteneter. Het eet voornamelijk rupsen, waaronder behaarde die door andere vogels niet worden opgegeten. Verder veel kevers, ook de larven hiervan, krekels, sprinkhanen, oorwormen en libellen. Vrouwtjes eten regelmatig zangvogeleitjes. Kleinere reptielen, zoals slangen en hagedissen worden niet versmaad.
De jonge dieren worden door hun waardvogel gevoerd met een uitgebreide variatie voer.
De Koekoek wordt in het tweede levensjaar geslachtsrijp. Het broedparasitisme als voorplantingsstrategie kan worden gezien als een aanpassing aan het korte verblijf in het broedgebied. Voordeel is hierbij dat de noodzaak tot nestbouw vervalt.
De volwassen Koekoeken arriveren vaak na hun favoriete waardvogel in het broedgebied, zodat die hun territorium al hebben bezet. Het vrouwtje legt begin juni zo’n 10 tot 25 eieren in verschillende nesten, echter steeds maar één ei per nest en meestal van een zangvogelsoort.
Favoriete waardvogels zijn de kleine karekiet en heggenmus. Daarna volgen de graspieper, kwikstaart, rietzanger, bosrietzanger, gekraagde roodstaart, tuinfluiter en vele andere. Opmerkelijk is dat de roodborst en winterkoning in Nederland geen waardvogel zijn, terwijl dat in Duitsland wel het geval is.
In totaal zijn er in Europa meer dan 100 verschillende waardvogelsoorten bekend waarvan echter maar zo’n 45 soorten succesvol zijn in het grootbrengen van een jonge Koekoek. In 10 tot 30 procent van de gevallen wordt een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven.
De kleur en afmeting van het Koekoeksei is aangepast aan die van de betreffende waardvogel. In de vrouwelijke afstammingslijn heeft het Koekoeksvrouwtje een voorkeur voor een bepaalde waardvogelsoort. Er is echter geen sprake van rassen met deze voorkeur omdat het mannetje geen voorkeur kent. Het begin van de legperiode varieert sterk omdat dit wordt gesynchroniseerd met die van de waardvogel. De parasiteringsgraad kan variëren van minder dan 1 procent tot soms wel meer dan 80 procent.
Als het vrouwtje een geschikt nest heeft gevonden, wordt het ei binnen enkele seconden gelegd. Hierbij wordt ze geholpen door het feit dat ze de eileider uit de cloaca kan verlengen waardoor het ei bijvoorbeeld zelfs in de kleine opening van het nest van een winterkoning kan worden gelegd. Soms wordt de waardvogel hierbij afgeleid door het mannetje. Vaak neemt het vrouwtje na het leggen van het ei een ei van de waardvogel mee in de snavel. Soms worden meerdere eieren verwijderd voordat het eigen ei wordt gelegd.
Na een zeer korte broedtijd van ongeveer twaalf dagen komt de jonge Koekoek uit het ei. De aanraking door de andere nestlingen zetten hem er instinctief toe aan deze uit het nest te werpen. Nog maar enkele uren oud duikt hij onder de andere in het nest liggende eieren en jonge vogels totdat deze zich boven een zeer aanraakgevoelige groef op de rug bevinden. Vervolgens schuift hij deze met een rukkende beweging over de nestrand, net zo lang tot hij de enige bewoner van het nest is. Hierbij houdt hij zich met zijn klauwen vast aan de nestrand om niet met zijn slachtoffer over de rand te vallen.
Dit gedrag levert voor de jonge Koekoek echter wel een probleem op, omdat de meeste vogelouders de hoeveelheid voedsel afstemmen op de hoeveelheid opengesperde bekjes in het nest. De jonge Koekoek kan echter het ontbreken van de andere jonge vogels compenseren door snelle geluidssignalen te produceren. Ook de grote oranjerode keel stimuleert de waardvogel.
Een Zuidoost-Aziatische soort (Cuculus fugax) toont de onderkant van zijn vleugels waarop zich gele vlekken bevinden. Hiermee simuleert hij meerdere te voederen bekjes. Dit gedrag kan worden verklaard doordat deze soort vaak bodembroeders als waardvogel gebruikt. Luid roepen zou in dat geval snel vijanden aantrekken.
Na ongeveer 20 dagen vliegt de jonge vogel uit. De jonge Koekoek wordt vaak aanzienlijk groter dan zijn pleegouders. Het is niet ongebruikelijk dat men een jonge, pas uitgevlogen, Koekoek bedelend op een paaltje ziet zitten. De veel kleinere waardouder landt vervolgens op de rug van het jonge dier om het te voeren.
Vogels kijken in de Alentejo regio van Portugal